Op 1 augustus 1914 werd zijn eenheid bij het uitbreken van de oorlog onmiddellijk ingezet bij de verdediging van de Luikse forten.
Amper enkele dagen nadien, op 6 augustus, werd hij samen met zijn hele compagnie – soldaten, onderofficieren en officieren – krijgsgevangen genomen door de Duitsers die het fort na een omsingelingsbeweging konden innemen.
Na een voettocht van 3 dagen werden ze te Malmédy op een trein gezet richting Münster en werden ze gevangen gezet in het krijgsgevangenenkamp te Soltau. Tijdens de verdere duur van de oorlog werd hij enkele malen verplaatst van kamp en kwam hij zo terecht in 6 verschillende kampen waar ze telkens in barakken werden ondergebracht. Alleen hun laatste verblijfplaats was een woonhuis. Hij werd gedurende zijn gevangenschap slecht behandeld en kreeg weinig eten. Desondanks moest hij zwaar werk verrichten in een steenkoolmijn.
Op 16 oktober 1918 werd hij gerepatrieerd naar Frankrijk waar hij op 18 oktober te Lyon een vragenlijst invulde met alle bijzonderheden over zijn krijgsgevangenschap. Op 1 november werd hij overgebracht naar het opleidingskamp van Auvours waar hij bleef tot 15 november 1918. Op 30 september 1919 werd hij gedemobiliseerd.
Er werden hem geen frontstrepen toegekend maar wel 6 strepen voor zijn gevangenschap in Duitsland.